Elektro-hydraulische en elektro-mechanische stuurbekrachtigingen zijn uitgerust met een elektronische regeleenheid (ECU) die de werking van alle elektrische of elektronische onderdelen van de stuurbekrachtiging bewaakt. Wanneer de ECU een storing in een onderdeel opmerkt of informatie ontvangt die buiten de normale parameters valt, dan slaat het de storingen in zijn geheugen op en schakelt het waarschuwingslampje op het dashboard in.
Voor een controle van elektrisch ondersteunde stuurbekrachtigingen moet daarom diagnose-apparatuur worden gebruikt om met de ECU te communiceren, opgeslagen storingen op te roepen en een geleide diagnose te geven voor de oorzaken van het probleem en het betroffen onderdeel.
Volg de instructies van de fabrikant voor het controleren van de onderdelen. Zodra een storing is verholpen moet de diagnose-apparatuur weer worden aangesloten om de storingen uit het geheugen te verwijderen. Maak een proefrit en controleer of de storing niet opnieuw is opgetreden.