Afgelopen weekend bezocht de Formule 1 de Verenigde Staten voor de 18e race om het Wereldkampioenschap van 2018. Op het Circuit of the Americas, gelegen in de heuvels met uitzicht op het centrum van Austin (Texas) wist Max Verstappen wist zich op geweldige wijze vanuit het achterveld terug te knokken naar een podiumplaats. Hij wist de hoogteverschillen en rempunten van het circuit als één van de besten te overwinnen.
Sinds 2012 zijn er op het Circuit of the Americas zes Formule 1-races verreden. In deze periode zijn er eveneens zes MotoGP-wedstrijden georganiseerd. Leuk dus om de data van de F1 en de MotoGP eens naast elkaar te leggen. In vergelijking met de motorfietsen voltooien de F1-bolides hun race vele seconden eerder, omdat de auto’s een groot deel van de bochten sneller afleggen en soms niet hoeven te remmen. Het Texaanse circuit valt op door zijn hoogteverschillen, zoals de
indrukwekkende stijging die leidt naar bocht 1. De coureurs zien de bocht pas op het laatste moment, waardoor menigmaal het rempunt verkeerd wordt ingeschat. Als het veld zich een weg omhoog heeft gebaand, begint steevast het ‘schouderduwen’ voor een goede positie. Een vergelijkbaar tafereel zien we regelmatig bij bocht 11. Kijkend naar de remsecties op dit circuit, rangschikken de technici van Brembo het Circuit of the Americas als ‘gemiddeld moeilijk’.
Remgebruik tijdens de GP
De Formule 1-coureurs gebruiken hun remmen bij slechts 10 van de 20 bochten, wat drie keer minder is dan de MotoGP-rijders. Dankzij de bandengrip die een voertuig met vier wielen heeft, hoeft er niet geremd te worden in de bochten 3, 4, 6 en 16. Maar omdat de F1-bolides in de bochten 3 en 4 kunnen dooraccelereren, moeten ze minimaal remmen bij bocht 5, in tegenstelling tot de MotoGP-fietsen. Om een raceronde op het circuit van Austin te voltooien, worden de remmen van elke Formule 1-auto 18,5 seconden ingezet. De MotoGP-coureurs drukken per raceronde zo’n 38 seconden op de remmen. De gemiddelde piekvertraging per ronde bedraagt voor Max en zijn collega’s 3,9G. Bij zes bochten wordt minimaal 4G gemeten.
Uitdagende remsecties
Van de 10 remsecties op het Circuit of the Americas hebben de Brembo-technici er drie gekwalificeerd als ‘veeleisend’ voor de remmen, vier zijn er voorzien van het label ‘gemiddeld’ en drie remsecties worden gezien als ‘licht’. Vooral bocht 12 vereist stalen zenuwen. De bolides naderen de bocht na een lang recht stuk, waarbij geprofiteerd is van het DRS-systeem. Het rempunt bepalen vereist hier kundigheid. De coureurs vertragen bij deze bocht zo’n 240 km/u: binnen 2,84 seconden van 330 km/u naar 90 km/u over een afstand van iets meer dan 140 meter. Het rempedaal wordt hierbij belast met zo’n 114 kg en de coureurs worden onderworpen aan een remvertraging van 4,6G.
Bocht 1 en 11
De snelheidsvertraging in bocht 1 ligt iets onder die van bocht 12. Maar omdat de baan hier een stuk bergopwaarts gaat, hebben de coureurs hier meer tijd nodig om hun huzarenstukje te voltooien. De statistieken van bocht 1: in 2,99 seconden een snelheidsvertraging van 320 km/u naar 87 km/u over een afstand van 140 meter. Net zoals bij bocht 12 wordt het rempedaal daarbij belast met zo’n 114 kg en bedraagt de remvertraging 4,6G. Een beetje korter, maar net zo belangrijk is het remmen in bocht 11: van 297 km/u naar 86 km/u in 2,48 seconden over een afstand van 125 meter en een gemiddelde vertraging van 4,6G.
Bron: www.brembo.com
Meer van dit onderwerp weten?
Ander nieuws?
Nooit meer het laatste nieuws missen?
Schrijf je hier in voor de nieuwsbrief en blijf altijd op de hoogte.