Koppelingsuitval ligt niet altijd aan de koppeling zelf. De omgeving van de koppeling is ook vaak ‘schuldig’ aan een defect. Zoals overmatige vet- en oliesporen. Welk onderdeel heeft vet nodig en welke niet?
Om te garanderen dat een koppeling na vervanging perfect werkt, is het verstandig om ook de omgeving van de koppeling aan een nauwkeurige inspectie te onderwerpen. De geringste vet -of oliesporen op de koppelingsonderdelen zorgen voor de grootste problemen: van bokken tot het uiteindelijk slippen van de koppeling. Vaak zijn deze vetsporen een gevolg van overmatig vetgebruik bij de montage. Een aantal nuttige tips:
– Gebruik het juiste type vet: temperatuur- en verouderingsbestending hoogwaardig lithiumcomplex vet / MoS?.
– Gebruik geen kopervet of grafietvet. Kopervet of grafietvet wordt een harde massa met als gevolg dat de koppelingsplaat niet meer soepel over de prise-asvertanding kan bewegen. Dit beïnvloedt het vrijkomen van de koppeling.
– Wanneer je vet gebruikt, doe dit dan met mate. Teveel vet slingert uit naar het voeringoppervlak en zorgt voor bokken en mogelijk slippen van de koppeling.
– Plaats vet op de beschreven plaatsen en manier:
Naaf koppelingsplaat:
Plaats een kleine hoeveelheid vet op de naafvertanding, schuif de koppelingsplaat enkele malen over de prise-asvertanding en verwijder het overtollige vet van prise-as en naaf koppelingsplaat.
Wrijvingsoppervlak druklager met metalen binnenzijde en geleidehuls:
Plaats een kleine hoeveelheid vet op de geleidehuls, schuif het druklager enkele malen over de geleidehuls en verwijder het overtollige vet van geleidehuls en druklager.
Contactvlak gaffel en druklager:
Plaats een kleine hoeveelheid vet op de raakvlakken van de gaffel met het druklager.
– Geen vet toepassen op:
Vernikkelde naaf koppelingsplaat.
Wrijvingsoppervlak druklager met kunststof binnenzijde.
Druklager met interne permaglide-bus, art. nr. 500 0671 11(Fiat, Lancia).